Welkom in onze Holebibibliotheek


Draakplaats 2 - 2018 Antwerpen


www.holebibib.be


open op zondagnamiddag van 14u tot 17u

De catalogus kan je via deze link doorzoeken.


zaterdag 21 maart 2020

Kroniek van een infectieziekte: 'Dood in Venetië' van Thomas Mann

De dood in Venetië (originele Duitse titel: Der Tod in Venedig) is een novelle van de Duitse schrijver Thomas Mann. De novelle verhaalt van een ouder wordende schrijver, iets over de vijftig, die naar Venetië reist en daar gefascineerd wordt door een veertienjarige jongen. Deze fascinatie belet hem de op dat moment door de cholera geplaagde stad te verlaten, waarmee hij uiteindelijk zijn eigen dood tegemoet treedt.

Der Tod in Venedig werd geschreven in 1911. In 1912 werd het gepubliceerd in een gelimiteerde, door de auteur gesigneerde uitgave van 100 exemplaren en geplaatst in het literaire tijdschrift Neue Rundschau. In 1913 verscheen de publieksuitgave bij Fischer Verlag. De meest recente Nederlandse vertaling is van Hans Hom en dateert uit 2002.

In 1971 werd het verhaal verfilmd door Luchino Visconti en in 1973 ging de opera Death in Venice van Benjamin Britten in première.
https://www.youtube.com/watch?v=-pxn49yWVJk&t=3s

De dood in Venetië begint met een typering van de hoofdpersoon, Gustav von Aschenbach, een succesvol auteur, weduwnaar, de vijftig inmiddels gepasseerd en zojuist om zijn verdiensten in de adelstand verheven. Aschenbach wordt beschreven als een "praktiserend moralist", die zijn kunstenaarschap vooral te danken heeft aan een enorme wilskracht en discipline.

Op het moment dat de novelle begint kampt Aschenbach met een gebrek aan inspiratie en voelt hij onrust, die hem doet besluiten een reis te maken naar het zuiden, uiteindelijk naar Venetië, de stad "van de vergane schoonheid, het esthetische en de dood". Hij neemt er zijn intrek in het Grand Hotel des Bains op het Lido-eiland, tegenover de stad. Tijdens het diner in het hotel zit hij in de buurt van een Poolse familie. Onder hen bevindt zich een veertienjarige jongen in een marinepakje, door wiens schoonheid ("als van een klassiek Grieks beeld") Aschenbach als door een bliksemslag wordt getroffen. Hij begint de familie vanuit afstand te volgen en verneemt dat de jongen Tadzio heet.

Als Aschenbach merkt dat het hete weer in Venetië zijn gezondheid geen goed doet, neemt hij zich in eerste instantie voor de stad te verlaten, maar de aanwezigheid van Tadzio doet hem besluiten het eerste het beste excuus, een kofferverwisseling, aan te grijpen om toch te blijven. In de weken daarna ontwikkelt zijn interesse voor de jongen zich tot een ware obsessie, waarbij hij voortdurend aan hem denkt, steeds zijn nabijheid zoekt, blikken uitwisselt, maar waarbij het niet tot contact komt. In een droom vol dionysische en apollinische symbolen krijgt Aschenbach de aard van zijn gevoelens voor Tadzio geopenbaard.

Het Grandhotel des Bains op het Lido, plaats van handeling.
Wanneer Aschenbach op een gegeven moment een uitstapje maakt naar de binnenstad van Venetië, krijgt hij diverse signalen dat er een infectieziekte door de stad waart. Hij ruikt ook overal desinfectans en krijgt adviezen bepaalde dingen niet te eten. Het blijkt dat er cholera heerst, maar de autoriteiten doen er alles aan om die boodschap te verhullen, omdat ze bang zijn dat de toeristen vertrekken. Alles is onder controle, zo wordt aangegeven. Aschenbach zelf lijkt de boodschap evenzeer te negeren. Hij overweegt nog wel Tadzio en zijn familie te waarschuwen, maar doet dat uiteindelijk niet omdat hij weet dat ze dan het hotel waarschijnlijk zullen verlaten ("Het drong niet zonder ontzetting tot hem door dat hij niet meer zou weten hoe hij moest leven wanneer dit gebeurde").

Ondertussen gaat het spel tussen Aschenbach en Tadzio gewoon door. Aschenbach doet er alles aan om er goed en jonger uit te zien, gebruikt rouge om zijn bleker wordend gezicht te verhullen en verft zelfs zijn haren. Tegen zijn natuur in laat hij zich helemaal meevoeren in zijn gekte ("gekkenhaft"). Tadzio krijgt ondertussen steeds meer door hoezeer Aschenbach hem bewondert, maar verder dan een korte beantwoording van diens blikken komt het nooit, mede doordat de mensen in zijn omgeving de jongen voor de "eenzame oude man" beginnen te waarschuwen. Aschenbach volgt Tadzio en de zijnen nog een keer naar Venetië-stad, maar verliest hen al snel uit het oog, koopt een paar aardbeien en keert terug naar het hotel.

Een paar dagen later hoort Aschenbach in het hotel dat Tadzio en zijn familie Venetië gaan verlaten. Teleurgesteld en verzwakt (hij blijkt geïnfecteerd door de aardbeien) zakt hij neer in een ligstoel bij de lagune. Op een gegeven moment hoort hij Tadzio achter zich ruziën met een andere jongen, waarna deze naar de rand van de zee loopt. Als hij omkijkt naar Aschenbach, meent deze dat hij gewenkt wordt en probeert zich nog een keer op te richten ("Und, wie so oft, machte er sich auf, ihm zu folgen"). De kracht ontbreekt hem echter en hij zakt direct terug in zijn stoel. Kort daarna wordt hij gevonden. Hij is dood.

In De dood in Venetië stelt Mann de problematiek van het kunstenaarschap aan de orde, zoals hij die op het moment van schrijven ook in belangrijke mate zelf ervoer: na het succes van Buddenbrooks (1901) had hij lange tijd geen werk van een vergelijkbare dimensie weten te scheppen> De beschrijving van Aschenbach als moralist en noeste literaire werker was in belangrijke mate op hemzelf van toepassing. Voortdurend stelt de schrijver aan de orde hoe kunstenaarschap, vorm en discipline zowel bevrucht als ondermijnd worden door roes en hartstocht: "Wie ontraadselt wezen en karakter van het kunstenaarschap! Wie begrijpt de innige en instinctmatige versmelting, tucht en teugelloosheid waarop het berust!", zo schrijft hij.

Exemplarisch is de dichotomie tussen het dionysische en het apollinische, als eerder door Nietzsche beschreven: Apollo is de god van de beheersing, discipline, wilskracht, vorm en rede, terwijl Dionysos staat voor passie en voor het volgen van impulsen. Aschenbach, net als Mann zelf, voelt zich een representant van het apollinische, die de dionysische gevoelens systematisch onderdrukt. Zoals de stad een geheim in zich draagt (de cholera-epidemie), zo draagt ook Aschenbach een geheim in zich (zijn liefde voor Tadzio). Vanaf het moment echter dat Aschenbach toegeeft aan zijn impulsen en zijn rationele levenshouding laat varen, lijkt alles wat hij eerder in zijn leven verdrongen heeft naar boven te komen (waaronder zijn homo-erotische gevoelens) en stort zijn wereld direct in, met de dood tot gevolg.

De novelle zit vol symboliek die Mann vooral ontleent aan de klassieke oudheid (Charon, het noodlot, Homerische vergelijkingen, parafrases uit Plato's Faidros). Zelfs de vorm en de indeling in vijf hoofdstukken doen denken aan die van een Griekse tragedie. Ideeën over platonische liefde en schoonheid (Tadzio) keren voortdurend terug, een contrast vindend in decadentie en doodsmotieven (Venetië). Uiteindelijk weet hij geen afweerkrachten meer op te brengen tegen de onvermijdelijke dood, waar hij op afstevent.

Zelf schreef Mann aan zijn vriend, de dichter en essayist Carl Maria Weber, dat zijn novelle een hymnische oorsprong had. Tegelijkertijd is Schopenhauers cultuurpessimisme herkenbaar en noemde hij het na verschijnen "het ernstigste werk dat ik sinds Buddenbrooks geschreven heb".


Bron: Wikipedia

zaterdag 14 maart 2020

Eveneens aanwezig in de HolebiBib: M.Februari

Maxim Februari, pseudoniem van Maximiliaan (Max) Drenth (Coevorden, 23 februari 1963), is een Nederlands filosoof, jurist, schrijver en columnist. Februari publiceerde eerder onder de namen M. Februari, Marjolijn Februari en M. Drenth von Februar. Hij is de winnaar van de P.C. Hooft-prijs 2020.

Februari studeerde kunstgeschiedenis, filosofie en rechten aan de Universiteit Utrecht. In 1989 kwam onder het pseudoniem M. Februari zijn eerste roman uit, De zonen van het uitzicht, waarvoor hij het daaropvolgende jaar de Multatuliprijs ontving. In 2007 volgde De Literaire Kring. Van 1999 tot juli 2010 schreef Februari columns voor de Volkskrant; in augustus 2010 verwisselde hij deze krant voor NRC Handelsblad.

Omdat hij naar eigen zeggen te jong was om de rest van zijn leven proza te schrijven, aanvaardde Februari in 1991 een positie als aio aan de Katholieke Universiteit Brabant. Hij deed onderzoek naar economie en ethiek, wat resulteerde in de dissertatie Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek. Amartya Sen en de Onmogelijkheid van de Paretiaanse liberaal. Dit proefschrift werd genomineerd voor De Gouden Uil Literatuurprijs.

Ook De Literaire kring, over een elitair leesclubje dat door het lezen van een populaire roman geconfronteerd wordt met zijn eigen morele gedrag, kwam op de shortlist van De Gouden Uil. Het boek werd ook genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. In 2008 ontving Februari de Frans Kellendonk-prijs voor het gehele oeuvre en in 2011 sprak hij de jaarlijkse Mosse-lezing uit.
De grootvader van Februari was 'fout' in de Tweede Wereldoorlog, omdat hij dienst had genomen in het Duitse leger. Het gezin van de moeder van Februari was daardoor voor lange tijd stateloos. In een interview in 2012 gaf Februari aan dat deze episode invloed had gehad op zijn opvattingen over recht, moraal en over de "ingewikkeldheid van die dingen",

Februari was een van de geïnterviewden in het televisieprogramma Zomergasten in 2019.
In december Februari debuteerde in 1989 onder de naam M. Februari en publiceerde later onder de naam Marjolijn Februari. Over genderidentiteit als auteur en het gebruik van de naam Marjolijn zei Februari in 2007 in een interview in het NRC Handelsblad door Elsbeth Etty:

Ik heb me vroeger beijverd voor geestelijk hermafroditisme. In mijn eerste roman, gepubliceerd onder de naam M. Februari, komt voortdurend de auteur aan bod die nu weer vrouwelijk, dan weer mannelijk is. Er kwamen zes voornamen in voor, drie manlijke en drie vrouwelijke. Op verzoek van de hoofdredactie van de Volkskrant die blij was met een vrouwelijke columnist, heb ik de M. vervangen door Marjolijn.

Volgens het interview presenteerde Februari zich ook als M. Drenth von Februar:

Die naam heb ik ooit verworven, mijn ouders heten niet zo. En probeer er maar niet achter te komen hoe dat zit, want dat lukt niemand.

Op 15 september 2012 berichtte NRC Handelsblad dat Februari voortaan onder de naam Maxim Februari zou publiceren. Hij had de krant laten weten in het voorjaar van 2012 te zijn begonnen met het gebruik van mannelijke hormonen. „Dit om lichamelijk te transformeren en vanaf nu verder te leven als man.”[6] Sinds begin 2013 staat hij in de gemeentelijke basisadministratie vermeld als Maximiliaan Drenth. In februari 2013 publiceerde Maxim Februari het boekje De maakbare man. Notities over transseksualiteit.